
Verklaring aangaande Oekraïne – Overleg van Christelijke Kerken in België(SV 09/03/2022)
9 maart 2022Klik hier om de PDF te downloaden
Milieu
Uitgangspunt
Het goede nieuws van Gods liefde voor deze wereld en Jezus’ verlossingswerk heeft niet alleen gevolgen voor wat we zeggen als we getuigenis afleggen van ons geloof, maar voor alle aspecten van ons doen en laten in het dagelijks leven en dus ook over onze omgang met het milieu (in de breedste zin van het woord).
Onze opdracht
Bij onze reflectie hierover baseren we ons vooral op de plaats die door God aan de mens is gegeven kort na de Schepping (en nog voor de Zondeval). Een eerste opdracht wordt gegeven in Genesis 1:28, waar het gaat over het ‘onderwerpen’ van de aarde en het ‘heersen’ over de dieren. Algemener wordt de opdracht in Genesis 2:15: “En de HERE God nam de mens en deed hem verblijven in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.”. Dit impliceert dat we de aarde wel mogen uitbaten, maar met mate (dus niet ‘uitbuiten’). We moeten niet gericht zijn op haast en hebzucht, maar op onze verantwoordelijkheid tot zorgdragen voor de schepping. Het feit dat het oorspronkelijk de bedoeling was dat dit in een aangename tuin (een ‘lusthof’) zou gebeuren, duidt aan dat het de bedoeling was dat we hiervan zouden genieten, zonder enige bijgedachte aan verspilling of onveiligheid. Er is een juiste middenweg tussen het aanbidden van de natuur en het uitbuiten van de natuur: we vereren de Schepper van de natuur door zorg te dragen voor de natuur.
Milieu
Er behoort dus respect te zijn voor mens en dier en ook voor planten en de rest van de aarde. Dit sluit een hiërarchie niet uit. De Bijbel leert de nietigheid en het belang van de mens: God “doet hem heersen” over Zijn schepping (Psalm 8:7; cf. Genesis 1:26), maar tegelijk mag de mens nooit autonoom handelen. De mens blijft verantwoording schuldig aan God en juist dit geeft zijn excellente positie aan: dieren kunnen zich niet richten op zelfreflectie en transcendentie. Dit geldt voor alle mensen. Alhoewel er zeker verhoudingen mogelijk zijn van werkgever en werknemer en dergelijke, is er geen ruimte voor de uitbuiting van mensen – de mens behoort zélf dienend te werken (cf. Exodus 20:9; II Thessalonicenzen 3:10b). Er is geen ruimte voor wreedheid jegens dieren (cf. Deuteronomium 22:4). Planten mogen niet worden vernietigd zonder dat hiervoor een duidelijke reden is (cf. Deuteronomium 20:19-20). Mineralen mogen niet worden verspild. De aanwending door de mens kan dus een reden zijn tot exploitatie, maar nooit tot wreedheid, vernietiging of verspilling.
We zullen dus zuinig moeten omgaan met lucht, water en grond, d.w.z. hun vervuiling zoveel mogelijk beperken en voorzichtig omgaan met grondstoffen. Concreet ligt hier de verantwoordelijkheid om zuinige technieken, isolatie en een weldoordacht (her)gebruik toe te passen, zodat er geen vervuiling of verspilling ontstaat die niet bijdraagt aan een voldoende veilige woon- en werkomgeving van de mens. Als we eenzelfde op zich goede doel kunnen bereiken met minder negatieve gevolgen voor het milieu, dan moeten we dat zo doen. Als we een stuk comfort opgeven en tegelijk gezonder leven, dan is dat winst. Daarbij moeten we niet alleen aan onszelf en onze eigen omgeving denken, maar ook aan mensen die wonen in de buurt van waar onze voedingsstoffen of grondstoffen worden gewonnen; als daarvoor de gezondheid van mensen dichter bij de Evenaar wordt gefnuikt, dan is dit onaanvaardbaar.
Klimaat
Als we het over milieu hebben, moeten we het ook over klimaat hebben. Hierover bestaat verschil van mening. Sommigen plaatsen dit in historisch perspectief en zeggen dat het wel meevalt. De meesten zien een menselijke oorsprong van een ongezonde opwarming van de aarde of zien minstens een mogelijkheid (en dus een noodzaak) om hieraan te remediëren. In de praktijk is het verschil niet erg belangrijk: wat goed is om vervuiling tegen te gaan, gaat meestal ook opwarming tegen.
Bevolking
Zijn we misschien met te veel mensen op de aarde om de doelstellingen van een goed beheer nog te halen? Als christenen zien we het leven als geschenk van de Schepper en kunnen we dus niet akkoord gaan met de mening dat het beter is om niet te zijn. Kinderen zien we als een zegen van God (cf. Psalm 127:3). Zelfs als we punten van kritiek hebben, hoeven we ons (post-) christelijk samenlevingsmodel niet te misprijzen. Er mag een basisvertrouwen zijn, zolang er geen reële dreigingen zijn. Wie echter bewust kinderen verwekt die hij geen goede opvoeding zal kunnen geven of zelfs maar zal kunnen voeden zal zich niet kunnen beroepen op Genesis 1:28, aangezien deze tekst niet leert dat het aantal mensen of de hoeveelheid bewoonde oppervlakte tot een absoluut maximum moet worden opgevoerd.
Toekomstperspectief
We weten dat eens God deze wereld volledig zal herstellen. Wat ooit als voorlopige belofte werd gegeven in Ezechiël 36:35, mag ook als belofte voor het einde worden toegepast: de verwoeste aarde zal weer worden als de hof van Eden4. Zee, rivieren en bergen zullen meejuichen tot Gods eer (cf. Psalm 98:4, 7-85). Dat kunnen wij niet forceren. Wel is het onze taak om al in overeenstemming hiermee te handelen, om het even of wij de laatste generatie vormen of dat we ongeveer op de helft van de genadetijd zijn.