
Christen en maatschappij(SV 22/11/2014)
22 november 2014
Together in Peace: Opiniestuk “Een nieuwe impuls” van 12/04/2016
12 april 2016Klik hier om de PDF te downloaden
§1 De Doop is een opdracht van Jezus Christus zelf (Matt. 28:19). Het is een teken van bekering en wedergeboorte, van deel krijgen aan het heil. Steeds staat voorop dat dit heil een geschenk is van de genadevolle God, niet iets wat wij verdienen. Dit geschenk heeft diverse aspecten: wij ontvangen vergeving van zonden, het kindschap Gods, de gave van de Heilige Geest, het ledemaat zijn in het lichaam van Christus en het eeuwige leven.
§2 In de kerken aangesloten bij de Federale Synode wordt daarom bij de doop van een volwassene steeds verwacht dat hij/zij persoonlijk belijdenis van geloof en bekering kan afleggen.
§3 Het grootste deel van de Federale Synode praktiseert alleen de Geloofsdoop. In dit perspectief wordt alleen iemand gedoopt die persoonlijk belijdenis kan afleggen van geloof en bekering.
§4 In een klein deel van de Federale Synode wordt de Doop ook aan een pasgeborene toegediend op vraag van gelovige ouders, in wie het kind geheiligd is, als teken van opname in het Verbond (zoals in het Oude Verbond de besnijdenis). Door deze opname wordt dit kind tot de Here Jezus geleid om in Hem zijn heil te zoeken, met de hoop dat dit kind tot bekering en belijdenis komt.
§5 De Doop met water is in de protestants-evangelische theologie niet werkzaam ex opere operato, maar is teken van wedergeboorte en bekering. Binnen de prediking wordt vaak gewezen op de noodzaak van bekering. De prediking gaat er niet van uit dat alle toehoorders al bekeerd zijn, maar informeert naar de ‘staat’: heeft men het geloof wel, is men reeds wedergeboren?! Het spreekt voor zich dat het om agogische en pastorale redenen niet verstandig is om iedere prediking te beperken tot een oproep tot bekering, zeker niet als dit wordt herleid tot een afvinken van welbepaalde kenmerken. De toehoorders van de prediking moeten niet voortdurend tot twijfel over hun ‘staat’ worden gebracht. De gelovigen moeten wel voortdurend worden aangespoord om hun christenleven te ontwikkelen, de prediking moet dus informeren naar de ‘stand’: hoever is men ontwikkeld in het christenleven?! Als dus een protestants-evangelisch christen aan iemand uit de Rooms-katholieke of Constantinopolitaans-orthodoxe kerk vraagt of die persoon wedergeboren / bekeerd is, stelt hij een vraag die hij ook zou stellen aan iemand binnen de eigen kerk. Hij zal niet vragen of iemand gedoopt is, maar of iemand geloof heeft. De verkondiging van het evangelie en de pastorale zorg zijn even goed noodzakelijk binnen de kerk als daarbuiten.
§6 Gezien de nadruk op het persoonlijke geloof, is het begrijpelijk dat in kringen van Geloofsdoop vaak opnieuw de Doop wordt toegediend als iemand die de Kinderdoop heeft ontvangen, aangeeft dat hij/zij tot bekering is gekomen. Het kan zelfs voorkomen dat iemand van mening is dat hem ten onrechte de Geloofsdoop is toegediend, omdat op dat ogenblik bij nader inzien bij hem nog geen bekering / wedergeboorte had plaatsgevonden. In dat geval is een tweede Geloofsdoop niet uitgesloten. In sommige kerken wordt de combinatie van Verbondsdoop en openbare geloofsbelijdenis gezien als equivalent van de Geloofsdoop.
§7 De toepassing van een en ander vindt plaats in de concrete kerkgemeente, die in het grootste deel van de protestants-evangelische theologie als zelfstandig functionerend geheel wordt gezien, al zal ze zich bijna altijd met andere kerkgemeenten samenvoegen in een ‘meerdere’ vergadering, wat wij dan de ‘denominatie’8 noemen. De denominatie heeft dan een uitgewerkte gemeenschappelijke geloofsbelijdenis (waar de Federale Synode een basisgeloofsbelijdenis heeft). Overigens wordt er van harte samengewerkt tussen protestants-evangelische denominaties die in hun theologie uitgaan van de Verbondsdoop en protestants-evangelische denominaties die in hun theologie uitgaan van de Geloofsdoop, niet alleen binnen de Federale Synode, maar ook buiten België en voor 1998. De eenheid van de Kerk als verzameling van alle ware gelovigen wordt immers niet ontkend.