
Verklaring van de religieuze leiders van België (Corona)(SV 06/04/2020)
6 april 2020
Migratie en maatschappij(SV 05/02/2022)
5 februari 2022Klik hier om de PDF te downloaden
Over de leer van de ‘enfantssorciers’, vrucht van een ‘mari de nuit’
Conclusie :
Beide vormen van de leer van enfants sorciers moeten worden afgewezen:
– het idee dat een kind vanaf de geboorte door een demon kan worden bezeten en het voorwerp van exorcisme kan zijn omdat zijn of haar moeder als een tovenares wordt beschouwd;
– het idee dat een kind het kind is van zijn/haar moeder en een mari de nuit (een demon die de moeder zwanger heeft gemaakt tijdens een erotische droom) en dus op de een of andere manier moet worden geëlimineerd.
Degenen die deze leer aanhangen, horen niet thuis binnen de Federale Synode of eender welke van haar denominaties. Hiermee herhaalt en ontwikkelt de Federale Synode een standpunt dat reeds in 2008 door de Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst tijdens een colloquium in het Federale Parlement is geuit: “Wij hebben absoluut niets te maken met deze bewegingen en wij hebben geen enkele meegaandheid ten opzichte van deze praktijken”.
Achtergrond en doel van deze leer
Binnen de Federale Synode wordt niet ontkend dat onderdrukking door of afhankelijkheid van een demon bestaat, zelfs als we het over christenen hebben. Toch moeten we heel voorzichtig zijn voordat we zeggen dat iemand zich in die situatie bevindt. Als we hetzelfde zeggen over kinderen, wordt het zelfs zeer problematisch, alhoewel we van mening zijn dat het kan voorkomen (Matt. 15:21-28 ∥ Marc. 7:24-30; Matt. 17:14-21 ∥ Marc. 9:14-29).
We hebben het dan over een situatie waarin wordt gezegd dat het kind extreme vormen van koppigheid vertoont, onderwijs ontwijkt en graag complotteert met andere heksen om de economische, materiële en spirituele vooruitgang van zijn/haar eigen familie te verstikken (Mercer 2013: 600-601; Bangura 2013:200; van der Meer 2010:23-24; Ngong 2010). Er wordt gezegd dat demonen deze kinderen vanuit hun eigen wil of anderszins bezitten (Bangura 2013: 200). Om bevrijd te worden uit de greep van demonen, moeten ze extreme vormen van exorcisme ondergaan die uitgevoerd worden door speciale mensen, met een financiële beloning. Dit zou kunnen neerkomen op het toebrengen van persoonlijk letsel aan de ‘enfants sorciers’ om hen te dwingen hun betrokkenheid bij hekserij toe te geven en verlost te worden van de bezetenheid van de demonische geesten. Soms gebeuren de verlossingssessies van kinderen die ervan beschuldigd worden enfants sorciers te zijn tijdens vakanties en buiten België in de landen van de ouders. Tijdens de bevrijding moet de demon bij zijn naam worden aangesproken en worden bevolen te vertrekken. Het gezag van de naam van Jezus wordt gebruikt om demonen uit te drijven en het slachtoffer uit slavernij te halen. Om beide overtuigingen te rechtvaardigen dat een kind bezeten kan worden door demonen waarvoor het uitgebreide bevrijdingsrituelen moet ondergaan, worden Marcus 7:25-30; 9:17-29 en Handelingen 16:16-24 aangehaald om de praktijk te onderbouwen.
De leer van de enfants sorciers in zijn volle vorm stelt dat een kind is verwekt door een demon (‘mari de nuit’), zodat dit kind half mens en half demonisch is (in dat geval ook wel ‘enfants démons’ genoemd), waardoor het geen probleem is in de ogen van degenen die deze leer volgen om het kind te verwaarlozen en/of te martelen. Dit vaderschap moet letterlijk worden genomen volgens aanhangers van deze leer: “sperma op het bed”, terwijl er geen menselijke man was, zeggen ze, met verwijzing naar Genesis 6:1-4.
Problemen door deze leer veroorzaakt
Terwijl men de groei van de Kerk in de niet-westerse wereld en de verspreiding ervan onder diasporageloofsgemeenschappen in het Westen heeft toegejuicht, brengt deze groei het gevaar met zich mee dat niet-Bijbelse overtuigingen en praktijken ingang vinden in de geloofsbeleving en de praktijk van het kerkelijk leven. Hoewel de stormachtige opkomst van de Pinksterbeweging in verband wordt gebracht met het vermogen van het geloof om onbeantwoorde vragen aan te pakken op manieren die zinvol zijn onder aanhangers die erg geneigd zijn aandacht te besteden aan de traditionele geestelijke gegevens (Anderson 2014: 135), lijkt tegelijk een ongekende terugkeer van de voorvaderlijke spiritualiteit voor te komen (Cox 1996: 83). Zowel de overtuiging dat een kind zou kunnen worden bezeten door een demon, als de praktijk van het onderwerpen van een enfant sorcier aan moeizame bevrijdingsrituelen die de persoonlijke veiligheid van het kind in gevaar brengen, zijn problematisch.
exegese
Ten eerste is de leer dat kinderen op deze wijze door demonen bezeten kunnen worden, niet gebaseerd op een zorgvuldige lezing van de Bijbel. Dit is een verrassende ontwikkeling, omdat onder immigranten met een Pinksterachtergrond de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God en het uiteindelijke richtsnoer in zaken van geloof en praktijk wordt beschouwd. Men hoeft echter niet veel te lezen voordat men zich realiseert dat in geen van de vier hierboven aangehaalde Bijbelpassages (Gen. 6:1-4; Marc. 7:25-30; 9:17- 29; Hand. 16:16-24), waarop de leer van enfants sorciers is gebaseerd, kinderen schade aanbrachten die de economische, materiële of geestelijke vooruitgang van hun families verstikte. In feite was een van hen economisch gunstig voor de familie. Het is inderdaad moeilijk de betekenis van Genesis 6:1-4 te begrijpen, maar wanneer er meerdere interpretaties bestaan, kunnen we nooit kiezen voor een interpretatie die in strijd is met de rest van het Bijbelse onderwijs. Dergelijke eenzijdige lezingen van de Bijbel zijn nefast voor de groei van Bijbels christendom in christelijke migrantengemeenschappen.
Het ongebreidelde gebruik van geweld, met name ten aanzien van kinderen, is verwerpelijk (Ef. 6:4).
De predikant verdient een degelijk salaris, maar zijn diensten kunnen niet afhankelijk zijn van betaling (Matt. 10:8; II Cor. 11:7b).
Wanneer de Bijbel spreekt over vasten in de context van exorcisme (Matt. 17:21 ∥ Marc. 9:29), wordt vasten verwacht aan de kant van de discipelen, die niet moeten denken dat ze in staat zouden zijn om de demon door hun eigen kracht uit te drijven of dat het automatisch zou gebeuren door hun woorden. Dit is hoe dan ook niet het geval: de gelovige bidt nederig en denkt niet dat hij in staat is om God te bevelen, zoals de magiër doet (Yamauchi 1983: 174-175).
evangelie, cultuur, heidendom
Ten tweede moet opnieuw zorgvuldig worden nagedacht over de oproep om de Bijbel aan te passen aan de cultuur van de mensen die het evangelie horen, tot bekering komen en actieve christenen worden. Hoewel contextualisering bekeerlingen uitnodigt om de boodschap van het evangelie aan hun culturen te relateren, moeten ze het Bijbelse evangelie toestaan om culturele praktijken af te keuren. Ondanks het belang van cultuur kan men niet zeggen dat iets aanvaardbaar moet zijn voor christenen, alleen maar omdat het deel uitmaakt van cultuur. Cultuur moet worden gezuiverd door ons verstaan van Bijbels onderwijs (Ef. 4:17-24). Een holistisch verstaan van het evangelie moet bepalen welke theologische praktijken de gelovigen na bekering moeten omarmen. Anders blijven christenen gedeeltelijk in heidense praktijken steken en zouden ze zich schuldig maken aan het terzijde leggen van Gods Woord omwille van menselijke tradities (cf. Marc. 7:8-13). Dingen gaan vreselijk verkeerd als demonen in het centrum van elke eredienst staan en niet Gods genade en eer.
familieconflicten
Ten derde leidt deze leer altijd tot conflicten tussen gezinnen in de betrokken kerkgemeenten en zelfs binnen gezinnen en huwelijken. Het kind in kwestie zou niet worden erkend als een minderjarige die moet worden beschermd door volwassen leden van de geloofsgemeenschap. Integendeel, omdat het kind wordt gezien als een product van hekserij, betekent dit dat de familie van het kind kan worden onderworpen aan spot en dat het kind kan worden geconfronteerd met fysieke schade. Zelfs als de geloofsgemeenschap er niet van uitgaat dat deze acties schadelijk zijn voor het kind, zijn ze ethisch verkeerd als ze er niet in slagen om het deel van de geloofsgemeenschap te beschermen dat volledige bescherming verdient (cf. Matt. 25:40; I Thess. 5:14; Spr. 14:31). Het is onaanvaardbaar dat predikanten die verbonden zijn aan onze kerken bekend zouden staan om intimidatie, fysiek misbruik en marteling van mensen beschuldigd van hekserij en geesteszieke patiënten (Adinkrah 2011: 745-747; niet alle voorbeelden gaan over christelijke groepen) of om geld te vragen voordat ze willen bidden.
Het is vooral pijnlijk om te zien dat deze leer pas is opgekomen in christelijke kringen in de tijd dat velen het binnenland van Congo ontvluchtten vanwege het oorlogsgeweld, toen kinderen als ‘overbodig’ werden beschouwd of zonder bescherming waren omdat hun eigen ouders niet meer in leven waren (YouTube 2018: 10′).
geestelijke gezondheid
Ten vierde lopen de kerkgemeenten die veronderstellen dat kinderen kunnen worden bezeten door demonen, het risico geen oog te hebben voor hun geestelijke gezondheid en welzijn. In de meeste gevallen kan het grillige gedrag van kinderen waardoor zij worden beschuldigd van demonische bezetenheid, door een bevoegde arts worden verklaard wanneer de geestelijke gezondheid van het kind zorgvuldig wordt onderzocht. Pastorale werkers in christelijke gemeenschappen moeten leren om te onderscheiden wat een psychiatrisch probleem is dat kan worden behandeld met behulp van passende therapie. De geestelijke gezondheid moet in overweging worden genomen bij de behandeling van dergelijke kwesties, omdat God geeft om de vrede en geestelijke gezondheid van alle mensen die op Hem vertrouwen (zie Col. 3:15; I Thess. 5:13; Jes. 26:3).
Men moet erop toezien dat mensen die geloven dat ze zijn verlost van demonische slavernij, niet afhankelijk worden van degenen die hun pastoraal hebben bijgestaan.
Enkele reacties op deze leer
De leer van enfants sorciers is gebaseerd op een te gemakkelijke overname van een culturele traditie (zie Kalu 2008: 178). Deze integratie kan niet berusten op een exegese van Genesis 6, omdat het niet kan worden gecombineerd met de algehele leer van de Bijbel. De Bijbel – in zijn geheel gelezen, niet in losse teksten – is en moet altijd de norm zijn voor de Federale Synode.
Bovendien zet deze leer in de praktijk gemakkelijk aan handelingen tegenover kinderen (verwaarlozing en mishandeling, zelfs wreedheid) die onaanvaardbaar zijn voor een christen en in strijd is met de Rechten van het Kind. De Federale Synode wil binnen de grenzen van de Belgische wetgeving blijven, temeer omdat er hier geen tegenstelling is tussen Bijbel en wetgeving.
Daarom moeten christelijke kerken de volgende aanbevelingen opvolgen.
gebed
Gods dienaren moeten bidden en ouders aanmoedigen om een christelijke manier van denken te volgen. In Mattheüs 28:20 lezen we de belofte dat Jezus tot het einde van de tijd met zijn discipelen zal wandelen. Zoals Hij dezelfde gisteren, vandaag en eeuwig is (Heb. 13:8), zal Hij ook demonen wegjagen zoals Hij heeft gedaan tijdens zijn bediening op aarde.
kinderwerk
Er moet een bediening met passende kinderprogramma’s zijn die op het niveau van de kinderen hun de Bijbelse, psychologische en morele steun bieden die ze nodig hebben om te groeien.
vorming van pastorale werkers
Pastorale werkers hebben nood aan vorming in geestelijke gezondheidsproblemen, om rekening te houden met het geestelijke en spirituele welzijn van alle gemeenteleden (inclusief kinderen) en aan hun noden tegemoet te komen.
ruimte voor specialisten
Als men er zelf niet in slaagt het probleem op te lossen, moet er zonder uitstel worden verwezen naar maatschappelijk werkers en ordehandhavers, zodat kinderen kunnen worden beschermd.
Conclusie
Beide vormen van de leer van enfants sorciers moeten worden afgewezen:
– het idee dat een kind vanaf de geboorte door een demon kan worden bezeten en het voorwerp van exorcisme kan zijn omdat zijn of haar moeder als een tovenares wordt beschouwd;
– het idee dat een kind het kind is van zijn/haar moeder en een mari de nuit (een demon die de moeder zwanger heeft gemaakt tijdens een erotische droom) en dus op de een of andere manier moet worden geëlimineerd.
Terwijl de kerkgemeenten die de leer van de enfants sorciers onderwijzen, willen worden gezien als mensen die de Bijbel geloven, vormen deze leerstellingen een duidelijke dwaling die moet worden afgewezen: ze vinden geen grond in de Bijbel en zijn er niet mee verenigbaar.
Degenen die deze leer aanhangen, horen niet thuis binnen de Federale Synode of eender welke van haar denominaties. Hiermee herhaalt en ontwikkelt de Federale Synode een standpunt dat reeds in 2008 door de Administratieve Raad van de Protestants-Evangelische Eredienst tijdens een colloquium in het Federale Parlement is geuit: “Wij hebben absoluut niets te maken met deze bewegingen en wij hebben geen enkele meegaandheid ten opzichte van deze praktijken”.
Bronnen
Adinkrah, Mensah. “Child witch hunts in contemporary Ghana.” Child Abuse & Neglect 35 (2011): 741-752.
Anderson, Allan. An Introduction to Pentecostalism: Global Charismatic Christianity. Cambridge: CUP, 2014².
Bangura, Joseph Bosco. The Charismatic Movement in Sierra Leone (1980-2010): A Missio-Historical Analysis in View of African Culture, Prosperity Gospel and Power Theology. Doctoraatsthesis. Leuven/Amsterdam: Evangelische Theologische Faculteit / Vrije Universiteit Amsterdam, 2013.
Cox, Harvey. Fire from Heaven: The Rise of Pentecostal Spirituality and the Reshaping of Religion in the Twenty-First Century. London: Cassell, 1996.
Kalu, Ogbu. African Pentecostalism. An Introduction. Oxford: UP, 2008.
Mercer, Jean. “Deliverance, demonic possession, and mental illness: some considerations for mental health professionals.” Mental Health, Religion & Culture 16/6 (2013): 595-611.
Ngong, David. The Holy Spirit and salvation in African Christian Theology. New York: Lang, 2010.
Van der Meer, Erwin. “Strategic level spiritual warfare and missions in Africa.” Evangelical Review of Theology 34/2 (2010): 155-166.
Yamauchi, Edwin M. “Magic in the Biblical World.” Tyndale Bulletin 34 (1983): 169-200.
YouTube pfG93DYMGec (2018; geraadpleegd 9 IX 2020).
dr. Bosco BANGURA | 2020 met inbreng van dr. Jonas Makamina BENA eindredactie: Uitvoerende Raad (voorzitter: dr. Geert W. LOREIN) gepresenteerd aan de Synodevergadering van 28 XI 2020b